Vertaling Bijbel, Kanttekeningen SV, [], Want [8]het gezicht zal nog tot een bestemden tijd zijn, dan zal [9]Hij [10]het [11]op het einde [12]voortbrengen, en [13]niet liegen; zo [14]Hij vertoeft, verbeid [15]Hem, want [16]Hij zal [17]gewisselijk komen, [18]Hij zal niet [19]achterblijven. 8. Dat is, hetgeen door deze profetie te kennen wordt gegeven zal nog een tijdlang uitblijven. 9. Te weten de Heere. 10. Te weten het gezicht. 11. Dat is, ten laatste. Welk einde bij God besloten is. 12. Hebr. uitblazen; dat is, zijne oordelen uitgieten tot straf der goddelozen. Verg. Ezech.21:31, en zijn beloften volbrengen tot troost en verlossing der vromen. 13. Hij zal metterdaad bewijzen en doen blijken dat hij niet gelogen heeft. 14. Indien de Heere deze profetie niet straks uitvoert, noch zo haast als gij wel wilt. Anders: zo het vertoeft, te weten dit gezicht, of die volvoering van hetzelve; zie Hebr.10:37. 15. Te weten den Heere. Of het, te weten het gezicht 16. Te weten om de vijanden en vervolgers van zijn volk te straffen en zijn volk te redden. 17. Hebr. komende komen; Hebr.10:37. 18. Te weten de Heere; of [zij] te weten de profetie. 19. Of, vertragen, uitblijven, te weten boven den dag van God bestemd.